Statenvertaling
Maar de vrouw, welker zoon de levende was, sprak tot den koning (want haar ingewand ontstak over haar zoon), en zeide: Och, mijn heer! Geef haar dat levende kind, en dood het geenszins; deze daarentegen zeide: Het zij noch het uwe noch het mijne, doorsnijdt het.
Herziene Statenvertaling*
Maar de vrouw van wie de levende zoon was – want haar medelijden werd opgewekt vanwege haar zoon – zei tegen de koning: Och, mijn heer! Geef haar het levende kind, en dood het in geen geval. Maar de ander zei: Het zal niet voor mij en ook niet voor u zijn, snijd het doormidden.
Nederlands Bijbelgenootschap 1951**
Toen sprak de vrouw, van wie het levende kind was, tot de koning, omdat haar moederlijk gevoel voor haar zoon was opgewekt; zij zeide dan: Met uw verlof, mijn heer, geeft haar het levende kind, maar doodt het in geen geval. Doch de andere zeide: Het zal noch van mij noch van u zijn, snijdt door.
King James Version + Strongnumbers
Then spake H559 the woman H802 whose H834 the living H2416 child H1121 was unto H413 the king, H4428 for H3588 her bowels H7356 yearned H3648 upon H5921 her son, H1121 and she said, H559 O H994 my lord, H113 give H5414 her ( H853 ) the living H2416 child, H3205 and in no H408 wise slay H4191 - H4191 it. But the other H2063 said, H559 Let it be H1961 neither H1571 - H3808 mine nor H1571 thine, but divide H1504 it.
Updated King James Version
Then spoke the woman whose the living child was unto the king, for her bowels yearned upon her son, and she said, O my lord, give her the living child, and in no wise slay it. But the other said, Let it be neither mine nor yours, but divide it.
Gerelateerde verzen
2 Timótheüs 3:3 | Hoséa 11:8 | Psalmen 39:3 | Genesis 43:30 | Jeremía 31:20 | Filippenzen 1:8 | 1 Johannes 3:17 | Jesaja 49:15 | Romeinen 1:31 | Filippenzen 2:1